Pag2
Onze Keltiese roots

De Westerse (koloniale) hoogmoed van de overheersers en onderdrukkers loopt door, wanneer daar nog eens een kulturele verknechting bovenop komt, en men kultureel- filosofies neerkijkt op de beschaving van de “loosers” als een zootje-ongeregeld en als exotiese curiosa. Dat de Kelten een “stelletje barbaren” waren, hebben we aan de Romeinen in het algemeen, en aan Julius Caesar in het bijzonder te danken, die in “Gallië” niet alleen een militaire campagne voerde, maar ook een heuse pr-politiek met een schare “geschiedschrijvers” in zijn kielzog.

De Keltiese beschaving is dus steeds schromelijk onderschat gebleven. Is dit een gevolg van onze typiese Belgiese underdog-mentaliteit, om bijvoorbeeld op te kijken naar buitenlandse “grote voorbeelden”, en wat van eigen bodem komt te geringschatten? Misschien, in de mate waarin we ons tevreden stellen met de stroop van Caesar dat “de Belgen de dappersten onder de Galliërs waren”, en ondertussen verzuimen voldoende respect en aandacht op te brengen voor onze voorouders. Of is het veeleer een uiting van filosofies paternalisme, om histories verantwoorde paalwoningen en experimenten in de trant van “één maand leven zoals destijds de Kelten” te tolereren als antropologies interessant “speelgoed”, maar tegelijk het gemis aan “geestelijke diepgang” van die oude kulturen te beklemtonen, of op zijn minst te suggereren?

Hetzelfde fenomeen treedt thans ook op met bijvoorbeeld vluchtelingen die uit Afrikaanse landen naar hier komen: hun kleurrijke muziek en exotiese gerechten zijn welkom als afwisseling, maar er wordt niet echt geluisterd naar wat zij ons, vanuit hun andere levensvisie, te leren hebben. Op dat vlak zijn wij overtuigd van de Westerse meerwaarde en dominantie, temeer omdat het Westers consumptie-model aan een wereldwijde opgang bezig is.

In realiteit hadden de Kelten al wegen-uit houten balken- lang voor de Romeinen hun bekende heirbanen aanlegden, zoals die pas kort geleden in archeologiese sites in Ierland en in Duitsland werden terug gevonden. Via een netwerk van zulke wegen tussen de belangrijkste nederzettingen, werd handel gevoerd tussen de verschillende Keltiese volkeren. Hun smeedkunst van sieraden, gebruiksvoorwerpen en wapens was verfijnd en van hoge kwaliteit, en vormde de basis van hun handel en rijkdom. De grondstoffen daarvoor haalden ze uit de exploitatie van mijnen: ijzer, koper, zilver en goud werden op talrijke plaatsen ontgonnen. Behalve naar roem door militaire overwinningen en uitbreiding van het Rijk, was het vooral dáár waar Caesar op zoek naar was; al was het maar om de soldij van de soldaten voor zijn campagne mee te kunnen betalen.

Dit zijn maar een paar voorbeelden van de know-how van de miskende Kelten. Zo'n kultuur kan geen dergelijk hoog niveau van ontwikkeling bereiken, zonder dat zich tegelijk ook een kennis, een wetenschap, een filosofie hebben ontwikkeld. Nu en dan “waait” er eens een artefact tevoorschijn, dat ons dit duidelijk maakt. Zoals de hemelschijf van Nebra, de oudste hemelkaart van het Westen. Of zoals een kalender, die getuigt dat de Kelten een preciesere jaartelling hadden, en beter de maancycli met de zonnecycus konden afstemmen, dan de Romeinen dit ooit hebben kunnen doen.

Een andere realiteit is, dat de “overwonnen” kulturen, en daaronder ook deze van de Kelten, niet zomaar verdwijnen, als schijnbaar opgelost in het grote niets. Ze worden niet uitgewist, maar blijven grotendeels ondergronds voortleven. Zoals het leven in de natuur in de winterperiode; zoals de verdrongen geestesinhouden in het onderbewustzijn van de mens. Aldus ontstaat een parallelle realiteit, een “sub-kultuur” naast de officiële kultuur zoals die in academiese milieu's en door de intelligentia wordt beleden, in boeken wordt neergeschreven, en wordt verspreid langs de kanalen van pers en onderwijs. Een parallelle kultuur en filosofie, die “op straat” en “onder de mensen” leeft.

Het ideeëngoed van de Inca-beschaving is aldus onder de bevolking van Peru en Bolivië blijven voortbestaan, door zich te verpakken in een christelijk kleedje als “vermomming”. Zo blijft de filosofie van de prairy-indianen verder smeulen in de Noordamerikaanse reservaten, deels ook vanwege dat isolement en de boycot. De zogenaamde flower-power- filosofie op het eind van de sixties, begin van de seventies, is daarvan een recenter voorbeeld.