Hemlock-Tsuga
(heterophylla en canadensis)

De Hemlock of Tsuga is hier een nobele onbekende. Geen won-der, want hij komt voornamelijk voor in de "Nieuwe wereld". Beter zou zijn te zeggen: nog voor, want hij is een soort "fossiel" uit de Ijstijden, toen de wereld met uitgestrekte naaldwouden was overdekt. Thans is hij in twee "reservaten" teruggedrongen: een Westelijke kolonie aan de Westkust en de Rocky Mountains -met de toepasselijke naam Western tsuga (Tsuga heterophyl-la) -; en één aan de NoordOost- kust -met de al even toepasse-lijke naam Eastern tsuga (Tsuga canadensis)-. De rangen van deze laatste zijn serieus uitgedund, door een epidemie van een wolluis, die vanuit Azië afkomstig is.

Dat de tsuga een "primitieve naaldboom" is, kan men uit zijn kenmerken afleiden, of beter: uit zijn gebrek aan uitgesproken kenmerken. Hij heeft meer weg van een soort "samenraapsel" van verschillende naaldbomen. Zo houden zijn naalden het mid -den tussen die van de spar en van een taxus. Zijn stam heeft weg van een kruising tussen een red cedar en een den. Zijn klei-ne vruchtkegeltjes, doen denken aan die van de lork, maar de tsuga behoudt wel zijn naalden in de herfst. En zijn algemeen voorkomen en de spreiding van zijn takken, vertonen gelijke-nissen met die van de thuja.
Van de twee soorten, is de Western tsuga de grootste en de vi-taalste: hij kan tot 70 meter hoog en 800 jaar oud worden. Tsuga's komen in een gemengd bosbestand voor, samen met Douglassparren en Sitkasparren. De Westelijke Hemlock levert geel hout (met een rozige zweem). Het heet iets beter te zijn dan dat van de Oostelijke Hemlock, en wordt gebruikt voor pa-pierpulp, de bouw, kisten et cetera.

Tsuga's komen in een gemengd bosbestand voor, samen met Douglassparren en Sitkasparren. Hun grote troef is dat ze erg goed schaduwbestendig zijn: ze kunnen als kleine plant de-cennia's lang in de schaduw getijen, wachtend op het moment dat er in de bomendak gaten vallen om de plaats in te nemen van de twee soorten die meer schaduw-intolerant zijn. Stormen en bosbranden verhinderen voorts dat de tsuga de dominante soort in de climaxvegetatie zou worden: daardoor ontstaan im-mers grotere openingen in het bos, waar de gewone sparren weer hun plaats kunnen innemen.
Onopvallendheid en geduld, zijn twee kwaliteiten die eigen zijn aan Aarde-kwaliteiten, en meer bepaald aan het Aarde-Teken Maagd: de tsuga is de Maagd-vertegenwoordiger onder de Naaldbomen. Maagd is een beetje een "grijze muis": dege-lijk, hulpvaardig, werkzaam, standvastig en heeft weinig nodig om mee te kunnen leven. Een ander kenmerk van Maagd, is de zin voor détail: om een tsuga te kunnen onderscheiden van al de andere coniferen, moet men aandachtig naar détails kijken; ziet men die over het hoofd, dan herkent men de tsuga niet, en "neemt" men hem voor een ándere naaldboom.
Je zult dus waarschijnlijk tijdens je leven al een paar tsuga's voorbij gewandeld zijn, zonder je daarvan bewust te zijn ge-weest. Nu en dan, en hier en daar worden ze in Europa soms als parkboom aangeplant: op een goede standplaats en onder goe-de omstandigheden kunnen ze tot mooie exemplaren uitgroei-en. Er is ook al een ondersoort "pendula" geteeld, bij wie de natuurlijke neiging van tsuga om de takken wat neerwaarts te laten doorbuigen, is geaccentueerd.

De foto hiernaast toont aan, dat de bosdieren de tsuga wél we-ten te vinden en naar zijn waarde weten te schatten. Dat is pre-cies het probleem van Maagd-vertegenwoordigers: dat is zo bij de bomen, en dat is zo bij de dieren en mensen. De hardwerk-ende mieren en bijen, verzamelen tijdens lente en zomer ge-noeg voedsel, om de herfst en winter te kunnen doorkomen. September is de oogstmaand, waarbij men zich moet reppen om die voorraden binnen te halen voor de herfststormen los-barsten. Terwijl de mier naarstig voortwerkt, zet de krekel de bloemetjes buiten en feest alsof het niet op kan. Maar aan alles komt een eind, ook aan de zomer; het is dan beter zich in alle bescheidenheid goed te hebben voorbereid, dan de zorgeloze, grote jan te hebben uitgehangen.

Mensen in de schaduw richten de aandacht niet op hun per-soontje, maar "zijn goed bezig". Vaak werken ze hard zonder dat het opvalt, of verrichten ze vuil werk die anderen niet wil-len doen. Een Maagd-mens voelt zich niet "te goed " om zijn hemdsmouwen op te sloven of om zijn handen vuil te maken. Aan een gestaag tempo werkt hij onverdroten voort tot het ge-wenste resultaat bereikt wordt. Een Maagd-type is een per-fektionist: alles moet tot in de puntjes afgewerkt zijn, en alle détails moeten kloppen. Bonsaï-boompjes moeten er bvb net eender uitzien als volwassen exemplaren van tientallen meters hoog, met alles erop en eraan. Het is dan ook geen toeval dat er veel sparren als bonsaïs gebruikt worden: ze lenen er zich toe om braaf "in banen te worden geleid". Tsuga's zijn dan ook "bra -ve" bomen die op zich weinig zorg vragen of bijzondere eisen stellen. Tsuga's zijn ook "trage" bomen: trage groeiers die hun tijd nodig hebben om een zeker formaat en impakt te hebben. Dezelfde kwaliteiten en gebreken treffen we ook aan bij zijn mens-vertegenwoordiger: de Maagd-mens.