De Haagbeuk (caprinus betulus)

De haagbeuk is een nobele onbekende, omdat men hem voort-durend verwart met zijn neef, de "gewone" beuk. Een verwar-ring die tamelijk ver gaat: de soort die doorgaans als haagplant wordt geplant, is bvb niet de haagbeuk -what's in a name!- maar de zopas vermelde beuk. De haagbeuk komt ook niet voor in kleurvariëteiten rood en bordeaux zoals de beuk, maar is steeds groen. Ook de herfstverkleuring is minder spektakulair dan bij de beuk: hooguit kan hij een kleur aannemen die men op zijn best als "goudgeel", en op zijn slechtst als "vuilgeel" kan omschrijven. Bovendien vallen de bladeren van de haagbeuk in de herfst af, terwijl die van de beuk blijven hangen tot wan-neer de jonge botten in het voorjaar opengaan. Stuk voor stuk redenen, waarom de beuk als haagplant tegenwoordig popu-lairder is dan de haagbeuk. Eetbare nootjes zoals de beuk, le-vert de haagbeuk al evenmin: zijn vruchten hebben meer weg van de esdoorn-vleugeltjes.

Die verwarring is dus een beetje de fout van zijn Nederlandse (en Duitse) naam; de Engelse naam hornbeam, letterlijk ver-taald hard-als-hoorn-boom, heeft meer oog voor de karak-teristieken van deze boom. Het is dus wel degelijk een boom, die kan uitgroeien tot een forse kanjer van om en bij 25 meter hoog, en een respektabele kruinbreedte van 10 meter kan be-reiken. In wezen een typiese bosbewoner, werd de haagbeuk sedert oudsher gebruikt in de hakhoutkultuur, vooral om er prima houtskool van te maken. Het gebruik in heggen bij hoe-ven en nederzettingen, was devolgende "logiese" evolutie; om tenslotte vanwege zijn gemakkelijke snoeibaarheid en de "soe-plesse" van zijn twijgen, zijn karriëre te eindigen als haagplant die in allerlei vormen en afmetingen kan gesnoeid worden.

Met oa Edward Bach, is de haagbeuk in de 20ste eeuw opnieuw in de belangstelling gekomen: hij maakt deel uit van de zoge-naamde Bachbloesems. Wie daarin gaat kijken, kan vinden dat de hornbeam-bloesemremedie wordt gebruikt bij personen die te kampen hebben met vormen van mentale oververmoeid-heid: hun uiterlijk leven is vol (routineuse) aktiviteiten, terwijl hun innerlijk leven aan het verschralen is. Het is een typiese "welvaartsziekte" van de 21ste eeuw, van een innerlijke LEEG-TE te willen opvullen met een uiterlijke DRUKTE: men is der-mate gefixeerd op het leveren van allerlei "prestaties", en er zijn zoveel kleinigheden die "moeten" afgemaakt worden, dat men de existentiële prioriteiten uit het oog verliest. De moderne mens verricht al die opdrachten en karweien volgens geijkte patronen, ZONDER er vervulling of voldoening bij te vinden: iedere aktiviteit is een item op zijn lijstje dat hij kan schrappen.

Er is dus geen uitwisseling van energie op de verschillende bestaansvlakken: niet tussen de persoon en de wereld omdat hij als een soort werktuig of "robot" zijn aktiviteten verricht; en niet binnen de persoon zelf, omdat zijn verschillende aspekten of energieëen te weinig "kommunikeren" met elkaar. Eenvoudiger uitgedrukt: de aandacht is zó gericht op het feite-lijk volbrengen van handelingen, dat de persoon er vanuit zijn andere levensaspekten niet echt bij betrokken is. Hierdoor ont-staat een aliënatie-gevoel, en fysiek een staat van perma-nente vermoeidheid: hij "doet" veel, maar er is weinig begeeste-ring. Geestelijk voelt hij zich letterlijk en figuurlijk uitdoven on-der al dat labeurswerk; maar tegelijk doet hij niets om de sleur te verminderen of om de stroom indrukken te verkleinen. In zekere zin verdooft hij zich door zich permanent te overwer-ken: het ontneemt hem de mogelijkheid om over ZICHZELF na te denken.

Voeg de informaties van hierbovenstaande "blokken" samen, en je krijgt: haagbeuk is dienstig bij verwarring over zijn eigenlij-ke of wezenlijke ik, bij identiteitscrisis en -verlies. Mensen die zich laten "opeten" door de eisen die aan hen gesteld worden, of zich laten meeslepen door de verwachtingen die op hen losgela-ten worden, zijn dus gebaat met toedienen van de haagbeuk-energie. Dat kan bvb onder de vorm van die Bachbloesem, maar het kan ook door simpelweg tegen de stam van een grote, oude (wijze) haagbeuk te gaan zitten, staan of liggen. Het maakt niet uit, op voorwaarde dat men met zijn energie in ver-binding kan treden.

De stam van de haagbeuk is heel specifiek: ietwat (donker)grijs -waardoor hij in het Engels soms ook wel eens "white" beech wordt genaamd-, en "gespierd". Hoe ouder de boom is, hoe "gespierder" hij eruit ziet (zie foto hiernaast). Als je er zo één zult willen vinden, zul je er wel op zoek naar moeten gaan, want de haagbeuk leeft letterlijk en figuurlijk ietwat in de schaduw, ietwat teruggetrokken op zichzelf. Zoek hem op, als je met vol-gende vragen of problemen zit: Hoe ver kan ik gaan in toege-vingen aan anderen, zonder mezelf te verliezen? Hoe ver kan ik mij aan de buitenwereld aanpassen, zonder mezelf geweld aan te doen? Wanneer laat ik mij meer welgevallen, dan mij lief is of goed is voor mij? Wanneer moet ik opkomen voor mijn waar-heid, en neen zeggen, om mijn innerlijk evenwicht te kunnen bewaren? Wanneer moet ik NIET (meer) toegeven maar in en op mezelf staan, en durven staan, en blijven staan?

Stuk voor stuk zijn dat haagbeuk-vragen, -momenten of -crisis-sen, waarvoor de haagbeuk deskundig advies kan geven: hij heeft immers een gespierd ik dat tegen een stootje kan. Hij toont aan dat ieder levend wezen heel wat kan inkasseren, op voorwaarde dat het bewust is van het nut of het WAAROM daarvan voor zichzelf. Wie zich opsluit in een "ordinair" be-staan uit schrik voor de konsekwenties en moeilijkheden, be-wijst zich-zelf uiteindelijk een (zeer) slechte dienst.
Want: wat wil je, echt, voor jezelf?